Ik werd opnieuw door de hand van de HEER gegrepen. Zijn geest voerde mij mee en Hij zette mij neer in een dal vol beenderen. Ik moest er aan alle kanten omheen lopen, en zo zag ik dat er verspreid over het dal heel veel beenderen lagen, die helemaal waren uitgedroogd. De HEER vroeg mij:

‘Mensenkind, kunnen deze beenderen weer tot leven komen?’ Ik antwoordde:

‘HEER, mijn God, dat weet U alleen.’ Toen zei hij:

‘Profeteer, en zeg tegen deze beenderen:

“Dorre beenderen, luister naar de woorden van de HEER! Dit zegt God, de HEER:

Beenderen, Ik ga jullie adem geven zodat jullie tot leven komen. Ik zal jullie pezen geven, vlees op jullie laten groeien en jullie met huid overtrekken. Ik zal jullie adem geven zodat jullie tot leven komen, en jullie zullen beseffen dat Ik de HEER ben.”’

Ik profeteerde zoals mij was opgedragen. Zodra ik dat deed hoorde ik een geluid, er klonk een geruis van botten die naar elkaar toe bewogen en zich aaneen voegden. Ik zag pezen zich aanhechten en vlees groeien, ik zag hoe er huid over de botten heen trok, maar ademen deden ze nog niet. Toen zei Hij tegen mij:

‘Profeteer tegen de wind, profeteer, mensenkind, en zeg tegen de wind:

“Dit zegt God, de HEER:

Kom uit de vier windstreken, wind, en blaas in deze doden, zodat ze weer gaan leven.”’ Ik profeteerde zoals Hij mij gezegd had, en de lichamen werden met adem gevuld. Ze kwamen tot leven en gingen op hun voeten staan:

een onafzienbare menigte.

En Hij zei tegen mij:

‘Mensenkind, deze beenderen zijn het volk van Israël. Het zegt:

“Onze botten zijn verdord, onze hoop is vervlogen, onze levensdraad is afgesneden.” Profeteer daarom en zeg tegen hen:

“Dit zegt God, de HEER:

Mijn volk, Ik zal jullie graven openen, Ik laat jullie uit je graven komen en Ik zal jullie naar het land van Israël terugbrengen. Jullie zijn Mijn volk, en jullie zullen beseffen dat Ik de HEER ben als Ik je graven open en jullie uit je graven laat komen. Ik zal jullie Mijn adem geven zodat jullie weer tot leven komen, Ik zal jullie terugbrengen naar je land, en jullie zullen beseffen dat Ik de HEER ben. Wat Ik gezegd heb, zal Ik doen – zo spreekt de HEER.”’

Loading

Lees ook deze Berichten:

Ezechiël 12:20-28 Een teken voor het opstandige vo...
Ezechiël 11:1-13 1
Ezechiël 30:1-14 1
Ezechiël 8:12-18 Visioen in de tempel van Jeruzale...
Ezechiël 41:1-12 1
Ezechiël 12:11-19 Een teken voor het opstandige vo...
Ezechiël 40:13-26 De nieuwe tempel 2
Ezechiël 43:12-20 De verschijning van de HEER keer...
Ezechiël 16:1-13 Jeruzalems ontrouw 1
Ezechiël 40:1-12 De nieuwe tempel 1
Ezechiël 40:27-39 De nieuwe tempel 3
Ezechiël 44:20-31 Toegang tot de tempel 3
Ezechiël 36:13-25 2
Ezechiël 23:1-16 Ohola en Oholiba 1
Ezechiël 24:1-14 De kookpot 1
Ezechiël 28:16-26 2
Ezechiël 17:1-14 De adelaars en de wijnstok 1
Ezechiël 34:1-10 De slechte herders en de goede he...
Ezechiël 44:1-10 Toegang tot de tempel 1
Ezechiël 38:1-12 Gogs leger vernietigd 1
Ezechiël 5:10-17 2
Ezechiël 38:13-23 Gogs leger vernietigd 2
Ezechiël 31:12-18 2
Ezechiël 33:1-11 Ieder mens naar zijn daden beoord...
Ezechiël 25:1-9 Profetie tegen de volken die Israë...
Ezechiël 2:1-10
Ezechiël 6:11-14 Israël getroffen door het zwaard ...
Ezechiël 24:15-27 Een plotselinge slag 2
Ezechiël 7:1-13 Het einde komt 1
Ezechiël 44:11-19 Toegang tot de tempel 2
Ezechiël 37:15-28 Eén God, één volk, één herder 2
Ezechiël 10:13-22 2
Ezechiël 20:13-25 Israël opstandig en ontrouw 2
Ezechiël 45:13-25 Verdeling van de grond 2
Ezechiël 30:15-26 2
Ezechiël 40:40-49 De nieuwe tempel 4
Ezechiël 22:1-17 Oordeel over Jeruzalem 1
Ezechiël 17:15-24 De adelaars en de wijnstok 2
Ezechiël 23:31-44 Ohola en Oholiba 3
Ezechiël 45:1-12 Verdeling van de grond 1
Ezechiël 5:1-9 1
Ezechiël 36:26-38 3
Ezechiël 46:1-11 1
Ezechiël 3:18-27 2
Ezechiël 48:23-35 3
Ezechiël 27:1-19 1
Ezechiël 10:1-12 1
Ezechiël 43:21-27 De verschijning van de HEER keer...
Ezechiël 46:12-24 2
Ezechiël 1:1-14 Ezechiël geroepen 1
Ezechiël 48:13-22 2
Ezechiël 3:1-17 1
Ezechiël 26:1-11 Profetie over Tyrus 1
Ezechiël 13:14-23 2
Ezechiël 21:29-37 Het goddelijk zwaard 3
Ezechiël 41:13-26 2
Ezechiël 20:1-12 Israël opstandig en ontrouw 1
Ezechiël 34:11-20 De slechte herders en de goede h...
Ezechiël 21:17-28 Het goddelijk zwaard 2
Ezechiël 11:14-25 2
Ezechiël 39:1-14 1
Ezechiël 7:14-27 Het einde komt 2
Ezechiël 42:1-11 De ruimten voor de priesters 1
Ezechiël 19:1-14 De leeuwin en de wijnstok
Ezechiël 6:1-10 Israël getroffen door het zwaard 1
Ezechiël 14:1-11 1
Ezechiël 33:22-33 Ieder mens naar zijn daden beoor...
Ezechiël 4:1-10 1
Ezechiël 16:14-27 Jeruzalems ontrouw 2
Ezechiël 42:12-20 De ruimten voor de priesters 2
0Shares